Over de oprichting van de Unie van Vrijwilligers

De grondslag voor de Unie Van Vrijwilligers werd in 1938 gelegd met de oprichting in Amsterdam van het Korps Vrouwelijke Vrijwilligers [KVV], door Jane de Iongh. De oprichting vond plaatst tegen de achtergrond van de dreigende Tweede Wereldoorlog en de economische crisis waardoor de positie van werkende vouwen verslechterde. Vrijwilligerswerk was een manier om de actieve maatschappelijke betrokkenheid van vrouwen vorm te geven.

Arbeidsparticipatie van vrouwen onder druk

Tijdens de grote werkloosheid in 1936 maakte prof. Romme, lid van de Tweede Kamer voor de Roomsch Katholieke Staats Partij en minister van Sociale zaken in het vierde Kabinet Colijn, een wet aanhangig, waarin het werken van de getrouwde vrouw verboden werd [1]. Want zo zei hij: “De vrouwen werken toch maar alleen om luxe goederen te kopen.” Deze motivatie werd hem niet in dank afgenomen en stuitte op fel verzet bij een aantal vrouwen, waaronder mevr. Jane de Iongh. Zij organiseerde met nog een twintigtal buitenshuis werkende vrouwen een bijeenkomst in het Amsterdamse Concertgebouw, dat een groot succes werd. Uit een opinieonderzoek bleek dat 98% van de werkende vrouwen dit deed uit bittere noodzaak. De resultaten werden gepubliceerd en onder druk van pers en publieke opinie werd de wet ingetrokken. Toen in 1938 de oorlogsdreiging steeds groter werd, begon de overheid voorbereidingen te treffen voor de oprichting van een Luchtbeschermingsdienst. Hiervoor werden via de schrijvende pers vrijwilligers gevraagd en onder in de advertentie stond met heel kleine lettertjes ’Vrouwen ook welkom’. Dit was opnieuw een ergernis voor mevr. De Iongh. Met drie vriendinnen uit een werkcomité van de Liberale Partij, dat de rechten van de vrouw bestudeerde, stapte zij naar de directeur van de Luchtbeschermingsdienst in oprichting en deed hem de suggestie aan de hand de zaak maar helemaal aan vrouwen over te laten. Dan kon hij op zeer korte termijn verzekerd zijn van de hulp van minstens 2000 vrouwen. Dit was de aanzet tot de oprichting van een grote hulporganisatie in datzelfde jaar.

Oprichting Unie van Vrijwilligers

De oprichting van het KVV vond snel daarna navolging in verschillende plaatsen, verspreid over het hele land. Er werden EHBO-cursussen gegeven. Vrouwen werden opgeleid tot vrachtwagenchauffeur en sokken en bivakmutsen werden gebreid voor de gemobiliseerde soldaten. In de eerste oorlogsjaren is er enorm veel werk verzet, zoals direct na het bombardement op Rotterdam. Engelse piloten werden geholpen aan onderduikadressen, vluchtelingen werden opgevangen en ondergebracht. Aan het einde van de oorlog waren er 2000 afdelingen. In die tijd werd besloten de naam te veranderen in ‘Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers’. De Landelijke Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers ( UVV) werd in de latere oorlogsjaren in het geheim opgericht om na de oorlog alle vrouwelijke hulpdiensten onder één naam te verenigen. Marga Klompé was één van de initiatiefneemsters en het verhaal gaat, dat zij achterop een motorfiets door het land reed om dit alles voor te bereiden. Tijdens de oorlog mocht er niet worden vergaderd, maar dat gebeurde in het geheim en men werkte, indien mogelijk, gewoon door. Het resultaat was dat al op 7 mei 1945 de Unie van Vrouwelijke Vrijwilliger officieel van start kon gaan. Over de oprichting zijn diverse documenten bewaard gebleven,waaronder de brief van Jande de Iong, een vrijgeleide naar de eerste vergadering van het Hoofdbestuur en een toelichting op beide documenten.

Tafeltje-dek-je

Het typische naoorlogse werk ging langzamerhand over in wat wij nu als activiteiten van de Unie Van Vrijwilligers kennen, mede geïnspireerd door het werk van de Engelse vrijwilligersorganisatie Women Voluntary Service. In 1977 is de naam van de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers veranderd in de Unie Van Vrijwilligers, voor vrouwen en mannen. Er zijn immers steeds meer manlijke vrijwilligers. Door de opkomst van de welvaartstaat in de jaren ’70 veranderde ook de positie van het vrijwilligerswerk. Het werd als een aanvulling gezien op de mantelzorg en was ondersteunend aan het professionele werk in de zorg- en welzijnssector. Er kwam een duidelijke afbakening tussen vrijwilligerswerk en professionele zorg. De Unie Van Vrijwilligers werd vooral bekend door Tafeltje-dek-je, een project dat op grote schaal is nagevolgd.

Civil Society
Het belang van vrijwilligerswerk is de laatste jaren eerder toe- dan afgenomen. Vrijwilligerswerk, als belangrijke vorm van burgerinitiatief, speelt een centrale rol in het versterken van de samenhang en sociale cohesie van de samenleving en heeft een belangrijke plaats in de opkomst van de Civil Society[2] in Nederland en de Big Society in Engeland. Bezuinigingen zorgen voor een andere visie op zorg en welzijn, waarbij de nadruk niet ligt op het leveren van zo veel mogelijk zorg, maar op de effecten van zorg op de kwaliteit van leven, de sociale omgeving en maatschappelijke participatie. Patiënten nemen daarbij zo veel mogelijk zelf de regie [3], waarbij meer zorg in de eigen omgeving wordt geregeld[4].Naast bezuinigingen maakt ook de verandering in de wetgeving van de AWBZ en de WMO deze kanteling noodzakelijk. Uitgangspunt is dat iedereen moet kunnen participeren in het maatschappelijk leven, ondanks eventuele beperkingen. Dat kunnen beperkingen zijn van fysieke, maar ook van psychische aard. Ervaren bezwaren moet iemand zelf oplossen, in en met zijn omgeving. Bijvoorbeeld door ondersteuning te zoeken bij familie, mantelzorgers, vrijwilligers en pas in laatste instantie bij de overheid. Vrijwilligers krijgen in dit wettelijk kader een ‘status’: er wordt formeel een beroep gedaan op hun inzet. Uitdaging voor de toekomst[5] is om aan de toenemende vraag naar mantelzorg en vrijwilligers te kunnen voldoen, blijvend te investeren in de kwaliteit van het vrijwilligerswerk, overbelasting te voorkomen, en vooral het vrijwillige karakter van vrijwilligerswerk te behouden.

Referenties

  1. Hueting, Ernest (1995), ‘Vrijwillig:een halve eeuw UVV’, Walburg Instituut Zutphen
  2. Dekker, Paul red. (2001), ‘Civil society : verkenningen van een perspectief op vrijwilligerswerk’, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag
  3. Vlind, Marloes (2012): Zelfregie in de Praktijk, Een kwalitatief onderzoek naar eigen regievoering van kwetsbaren in de zelfredzame samenleving, MA Sociologie Vrije Universiteit, Amsterdam
  4. SER-Advies nr. 2012/06: 19 oktober 2012 (Commissie Sociale Zekerheid en Gezondheidszorg)
  5. Boss, Blauw en Alblas (2011), Vrijwillige inzet 2.0, trendrapport vrijwillige inzet 2011, Movisie, Utrecht

Externe links

Laat een reactie achter